NOTENSCHRIFT

Een reeks vreemde woorden en getallen in spijkerschrift op een kleitablet, uit circa 1400 voor Christus, geschreven voor de luit en afkomstig uit Mesopotamië, is de oudste genoteerde muziek voor zover bekend. Ook de oude Grieken kenden al een muziekschrift, bestaande uit letters en tekens. „Kanteling van de letters veranderde de toonhoogte.

Ons huidige notenschrift is ontstaan parallel met de ontwikkeling van het gregoriaanse gezang, zo rond de negende eeuw. Voor die tijd leerden jonge monniken de liederen uit het hoofd door mondelinge overlevering. Maar met de toename van het aantal liederen werd dat teveel gevraagd. Er kwamen puntjes boven de woorden die de toonhoogte symboliseerden, als geheugensteuntje. Later trok men lijnen om de hoogte van de puntjes te preciseren: eerst vier lijnen, voor het gregoriaans, later vijf, omdat daarmee het bereik van de stem beter werd gedekt. Zo ontstond de notenbalk.”

 

Het was ook een monnik die rond het jaar 1025 de eerste notenbalk bedacht: Guido van Arezzo, toen muziekleraar in Italië.

Helemaal universeel is dit muziekschrift niet. Zo maken gitaristen gebruik van tablatuur (waarin de notenbalk de snaren symboliseert) en zijn er componisten die werken met grafische notatie (bijvoorbeeld slingers of rechthoeken die klanken symboliseren). Ook bestaan er Indiase en Japanse notensystemen en zijn er wetenschappers die composities met kleuren maken. In 1931 presenteerde Cornelis Pot uit uit Slikkerveer zijn revolutionaire Klavarskribo, een vereenvoudigd toonsysteem. Zijn gedroomde wereldrevolutie in muzieknotatie bleef echter uit.

Overigens grijpen steeds meer muzikanten terug op mondelinge overlevering want door de komst van geluidsapparatuur is het naspelen van muziek weer makkelijker geworden. Veel popmuzikanten kunnen daarom geen noten meer lezen, maar wel goed melodieën onthouden. Terwijl goede notenlezers vaak niets meer onthouden.


Guido von Arezzo